inhoud

U bewandelt nu mijn Bevolkingsreconstructie Huizen vanaf 1502 tot en met 1811

De genealogische database is gegenereerd met REUNION 4.08
De HTML-uitvoer is gegenereerd met GensDataPro
Eigenaar Database: Jan Schipper (zijn stamboom start vanaf Schipper: Jan*1942)

Heeft u aanvullingen of ziet u evidente fouten stuur dan een berichtje naar info@genealogie-huizen.nl

Database

De database is samengesteld uit persoonsgegevens verkregen met:
- Dopen-GG Huizen: 1675 t/m 1811
- Huwelijken Huizen: 1675 t/m 1811 (Kerkelijk en Impost)
- Begraven volwassenen Huizen: 1696 t/m 1811 (Kerkelijk en Impost)
- Doopsgezinde Vermaning Huizen, Lidmaten: 1683 t/m 1813
- Oud Notarieel Archief Huizen (ONA): vanaf 1654
- Oud Rechterlijk Archief Huizen (ORA): vanaf 1627
- Oud Archief Huizen (OAH): vanaf 1669 (o.a. Dorpsgeld 1685, Quohier van het zout en zeep-1680)
- Kroniek van Lambert Rijcksz Lustigh
- 10e en 100e penning Huizen: 1543, 1544, 1555, 1561, 1579
- Koptienden Huizen: 1502 t/m 1835 (alle namen met persoonsgebonden Koptienden-mutaties)
Recentelijk is de database uitgebreid met persoonsgegevens verkregen met:

- Dopen-RK Blaricum: 1668 t/m 1670 en 1673 t/m 1811

- Trouwen-RK Blaricum: 1674 t/m 1703 en 1760 t/m 1811

- Trouwen-Impost Blaricum: 1696 t/m 1805

- Dopen-NH en Trouwen-NH Blaricum 1691 t/m 1816

- Begraven volwassenen (Kerkelijk en Impos): 1695 t/m 1811

- Koptienden Blaricum: 1502 t/m 1835 (alle namen met persoonsgebonden Koptienden-mutaties)


De database bevat tevens informatie over de volgende, aan de database-eigenaar gerelateerde families: Guddee, Scharff, Grumke en Elkhuizen
 

Bovengrens Database is bereikt

De Database kan maximaal 30.000 persoonsnamen bevatten. Deze grens is bereikt.

Nieuwe persoonsnamen kunnen alleen ingevoerd worden door kannibalisatie op reeds ingevoerde namen.

Dit kan, zonder informatieverlies, alleen door:

- het opsporen en opheffen van dubbelregistraties, en

- het verplaatsen van doopnamen en -datums van vroeg overleden kinderen naar de Notities (cursieve tekt) van de vader.

 

Bevolkingsreconstructie op basis van de Koptienden

Koptienden
De ‘Thiende’ is een vorm van belasting te betalen op het gebruik van grond, dus onafhankelijk van hetgeen er op groeide en van de opbrengst. Deze belasting, genaamd de 'Koptienden', werd eerst betaald in natura (een bepaalde hoeveelheid rogge of gerst) en later in geld. Als maat werd een inhoudsmaat gebruikt waarmee een bepaalde oppervlakte grond kon worden ingezaaid: de Spint en de kop (1 Spt = 8 kop). De Koptienden-belasting uitgedrukt in Spint en kop is direct gerelateerd aan de onderliggende, werkelijke grondoppervlakte. Deze relatie bleef door de eeuwen heen onveranderd. Vanaf 1502 tot en met 1835 werden jaarlijks per Goois dorp/stad de namen van alle schatplichtige personen met de door hun verschuldigde en betaalde Thiende (in Spt en kop) genoteerd in een boek: het Thiende boek. Achterstallige betaling van de Koptienden werd aangegeven met het synoniem Sluij.

Als er sprake is van (ver)koop, (ver)huur of (ver)erven van grond, wordt de daaraan gekoppelde Koptienden-belasting uitgedrukt in Spint en kop, één op één overgedragen aan de kopende, hurende of ervende partij. Bij vererven van grond aan bijvoorbeeld 3 kinderen met, volgens het Aasdomsrecht (zie onder), gelijke erfrechten, wordt de totale grondoppervlakte én daaraan gekoppelde Koptienden in 3 gelijke delen aan de kinderen overgedragen, zoals in onderstaand voorbeeld van Koptienden-transacties wordt geïllustreerd.

DE WEDUWE V. TIJMEN GIJSBERTSZ SCHIPPER (Annetien Klaasdr. Schram)
Huizen Koptienden (1767-24 1785-41)
Jaar-Folionr.

1767-24: v. Tijmen Gijsbertsz Schipper i.p.v. 11 Spt 6 kop ½ (= 94,5 kop)
1790-37: bij erf op IJsaak Cornelisz Spilt   3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)
1790-45: bij erf op Gerbert Willemsz Tewisze   3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)
1790-48: bij erf op Hendrik Tijmensz Schipper   3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)

In geval van een gehuwde dochter is de tenaamstelling op die van de echtgenoot (schoonzoon).

Helaas vertroebelen sterfte en hertrouwen vaak deze rechtlijnige voorstelling van zaken.

Jaar van geboorten en overlijden
Geboortejaar: Onder ‘geboorteplaats’ van bijvoorbeeld Jan Jansz staat vermeld: 'Huijsen; Koptienden Eerste: 1577-35'.
Dit betekent: deze persoon is geboren in Huizen en wordt voor het eerst vermeld in het Koptienden-boek van het jaar 1577 op Folio 35.
Jaar van overlijden: Onder ‘plaats van overlijden’ staat bij voornoemde Jan Jansz vermeld: 'Huijsen; Koptienden 1631-40'. Dit betekent: deze persoon is overleden in Huizen en wordt voor het laatst vermeld in het Koptiendenboek van het jaar 1631 op Folio 40. (Lange tekst bij overzetten naar HTML soms afgekapt)
Als er geen andere gegevens beschikbaar zijn, kunnen deze jaren een indicatie zijn voor het jaar van resp. geboorte en overlijden. In die gevallen is de aanname gemaakt dat:
-
een persoon pas vanaf 25-jarige leeftijd voor het eerst grond kan verwerven; Jan Jansz zou dan naar schatting geboren zijn in het jaar 1577 - 25 = 1552.
- een persoon is overleden in het jaar van laatste vermelding in een Koptienden-boek; Jan Jansz zou dan overleden zijn in 1631.

De werkelijkheid kan echter heel anders zijn. Bijvoorbeeld wanneer vader op hoge leeftijd overlijdt en het land dan pas overgaat naar de kinderen, is de oudste zoon wellicht al 50 jaar of ouder als hij voor het eerst vermeld wordt in de Koptienden-boeken.
Ook is het mogelijk dat, als vader al jaren overleden en zijn weduwe de boedelhoudster is, vadersnaam tot het overlijden van zijn weduwe in de Koptienden-boeken vermeld blijft. De toevoeging ‘De weduwe van’ wordt pas in later jaren gebruikelijk.

Kritisch gebruiken
Familierelaties die uitsluitend gebaseerd zijn op Koptienden-gegevens zijn, zeker voor de periode 1502 tot ca. 1600, veelal speculatief. Zo zijn namen van niet goed te duiden personen soms ingehangen bij die met een zelfde patroniem stammend uit een vergelijkbare tijdsperiode.
Daarentegen zijn er ook veel Koptienden-transacties waarbij ‘van/op (schoon)vader, zoon, zwager of weduwe’ vermeld staat. Laatstgenoemde informatie samen met de Koptienden-transacties vermeldt in deze Database in de Persoonsgebonden Notities, bieden u een instrument om zelf de gegeven familiereconstructies kritisch na te lopen.

Tekstopmaak Koptienden-transacties
De tekstopmaak van de Persoonsgebonden Koptienden-transacties is in deze met GensDataPro gegenereerde HTML-uitvoer verloren gegaan.

Schependomsrecht en aasdomsrecht (Annelies van Aller)

Tot aan het einde van de zestiende eeuw kende Holland twee systemen van versterfrecht. Ten zuiden van de Hollandse IJssel was, net als in Zeeland, het schependomsrecht van kracht. Ten noorden van de Hollandse IJssel werden nagelaten boedels verdeeld volgens het aasdomsrecht. In geheel Holland werden kinderen beschouwd als de eerstgerechtigde erfgenamen. Na de dood van hun ouders hadden zij recht op een gelijk deel in de nalatenschap, zonder dat daarbij onderscheid naar sekse werd gemaakt.

Het verschil tussen de twee systemen wordt pas duidelijk wanneer de erflater geen kinderen had. Het goed zou overgaan op bloedverwanten, maar wie waren het eerst gerechtigd? ‘Het goed moet gaan vanwaar het gekomen is’, was een uitgangspunt in het schependomsrecht. Hier spreekt een voorkeur voor het behoud van het goed in de familielijn. Dit betekent dat een weduwnaar of weduwe nooit kon erven van een overleden kind, aangezien de langstlevende ouder aan het bezit van de halfwees niets had bijgedragen.

In het aasdomsrecht bestond het onderscheid naar de herkomst van het goed niet. Men sloeg dus ook geen acht op het gegeven dat de langstlevende ouder het overleden kind niets had nagelaten en wanneer een kind van een weduwe of weduwnaar stierf, erfde deze ouder alles. De graad van bloedverwantschap bepaalde volgens het aasdomsrecht wie de erfgenamen zouden zijn. ‘het naaste bloed erft goed. De neergaande lijn gaat daarbij voor de opgaande lijn en deze weer voor de zijlijn. Hierdoor kon het erfgoed de familielijn verlaten.

De Staten van Holland probeerden aan het einde van de zestiende eeuw een einde te maken aan de verschillen in versterfrecht binnen de provincie. Het schependomsrecht werd in de politieke ordonnantie van 1 april 1580 het uitgangspunt, en was op enkele punten bij gesteld. Deze ordonnantie stuitte op verzet. Vooral tegen de regel dat de langstlevende ouder niets van overleden kinderen zou erven. Uniformering van het erfrecht bleek geen haalbare kaart. In Amsterdam, Haarlem, Leiden, Alkmaar en andere steden en dorpen in Rijnland en Waterland werd een plakkaat van 1599 afgekondigd waarbij het erfrecht een beperkte plaatsvulling toestond, ook in de zijlijn. Wat betreft de langstlevende ouder werd een middenweg gekozen: niet de langstlevende ouder erfde alles van een overleden kind, maar de erfenis werd gedeeld met de andere kinderen die in leven waren half om half. Zo was het mogelijk dat weduwen toch goed van hun overleden echtgenoot in handen kregen.