Bevolkingsreconstructie Huizen, Blaricum en Laren vanaf 1502 tot en met 1811
Deze genealogische database is
gegenereerd met REUNION 4.08
De HTML-uitvoer is gegenereerd met GensDataPro
Eigenaar Database: Jan Schipper (zijn stamboom start vanaf
Schipper: Jan*1942)
Heeft u aanvullingen of ziet u evidente fouten stuur dan een berichtje naar
Bevolkingsreconstructie op basis van
de Koptienden
Koptienden
Deze bevolkingsreconstructie steunt, naast de gebruikelijke
genealogische bronnen, in belangrijke mate op de Koptienden van Gooiland.
De koptiende was een van oorsprong kerkelijke belasting op gezaaide gewassen
bestaande uit een bepaalde hoeveelheid rogge en/of gerst per oppervlakte-eenheid
bouwland.
Als maat werd een inhoudsmaat gebruikt waarmee een bepaalde oppervlakte grond
kon worden ingezaaid: de Spint en de kop (1 Spt = 8 kop); vandaar de naam
Koptienden.
Het eens berekende aantal koppen te betalen voor een bepaald stuk bouwgrond
bleef over de eeuwen onveranderd. Deze belasting werd betaald in natura of,
vanaf ca. 1538, in geld. Daarvoor werden jaarlijks de zettingen bepaald: een
factor voor omrekening van ‘kop’ naar betaling in geld op basis van de
graanprijs.
Vanaf 1502 tot en met 1835 werden jaarlijks per Goois dorp/stad
de namen van alle schatplichtige personen met de door hen verschuldigde en
betaalde Thiende (in Spt en kop) genoteerd in een Gaarderregister: het
Thiende boek.
Als er sprake is van (ver)koop, (ver)huur of (ver)erven van grond, wordt de
daaraan gekoppelde Koptienden-belasting uitgedrukt in Spint en kop, één op één
overgedragen aan de kopende, hurende of ervende partij. Bij vererven van grond
aan bijvoorbeeld 3 kinderen met, volgens het Aasdomsrecht (zie onder), gelijke
erfrechten, wordt de totale grondoppervlakte én daaraan gekoppelde Koptienden
in 3 gelijke delen aan de kinderen overgedragen, zoals in onderstaand voorbeeld
van Koptienden-transacties wordt geïllustreerd.
In geval van een gehuwde dochter is de
tenaamstelling op die van de echtgenoot (schoonzoon). Helaas vertroebelen sterfte en hertrouwen vaak deze rechtlijnige
voorstelling van zaken.
Jaar van geboorten en overlijden De werkelijkheid kan echter heel anders zijn. Bijvoorbeeld wanneer vader op
hoge leeftijd overlijdt en het land dan pas overgaat naar de kinderen, is de
oudste zoon wellicht al 50 jaar of ouder als hij voor het eerst vermeld wordt
in de Koptienden-boeken.
Schependomsrecht en aasdomsrecht
(Annelies van Aller)
Gegevensbronnen
Huizen:
- Dopen-RK Blaricum: 1668 -
1670 en 1673 - 1811
- Trouwen-RK Blaricum: 1674 -
1703 en 1760 - 1811
- Trouwen-Impost Blaricum:
1696 - 1805
- Dopen-NH en Trouwen-NH
Blaricum 1691 - 1816
- Begraven volwassenen
(Kerkelijk en Impost): 1695 - 1811
- Koptienden Blaricum: 1502 -
1835
Laren
op geleide van de Koptienden / in bewerking):
- Laren Dopen 1704-1813;
Trouwen 1704-1774; Begraven 1725-1774; RK
- Laren Dopen, Trouwen
1691-1816; NH
- Laren Trouwen 1800-1811;
Begraven 1800-1805; Begraven 1806-1811
- Laren Trouwen Begraven
Kosten 1695 - 1799
- Koptienden Laren: 1502-1770
Bovengrens Database is bereikt
De Database kan maximaal 30.000 persoonsnamen bevatten. Deze grens is bereikt.
Nieuwe persoonsnamen kunnen alleen ingevoerd worden door kannibalisatie op reeds
ingevoerde namen.
Dit kan, zonder informatieverlies,
door het verplaatsen van doopnamen en -datums van vroeg overleden kinderen naar de
Notities (cursieve tekst) van de vader.
DE WEDUWE V. TIJMEN GIJSBERTSZ SCHIPPER (Annetien Klaasdr. Schram)
Huizen Koptienden (1767-24 1785-41)
Jaar-Folionr.
1767-24: v. Tijmen Gijsbertsz Schipper i.p.v.
11 Spt 6 kop ½ (= 94,5 kop)
1790-37: bij erf op IJsaak
Cornelisz Spilt
3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)
1790-45: bij erf op Gerbert Willemsz Tewisze
3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)
1790-48: bij erf op Hendrik Tijmensz
Schipper
3 Spt 7 kop ½ (= 31,5 kop)
Geboortejaar: Onder ‘geboorteplaats’ van bijvoorbeeld Jan Jansz
staat vermeld: 'Huijsen; Koptienden Eerste: 1577-35'. Dit
betekent: deze persoon is geboren in Huizen en wordt voor het eerst vermeld in
het Koptienden-boek van het jaar 1577 op Folio 35.
Jaar van overlijden: Onder ‘plaats van overlijden’
staat bij voornoemde Jan Jansz vermeld: 'Huijsen; Koptienden
1631-40'. Dit betekent: deze persoon is overleden in Huizen en
wordt voor het laatst vermeld in het Koptiendenboek van het jaar 1631 op Folio
40.
Als er geen andere gegevens beschikbaar zijn, kunnen deze jaren een indicatie
zijn voor het jaar van resp. geboorte en overlijden. In die gevallen is de
aanname gemaakt dat:
- een persoon pas vanaf 25-jarige leeftijd voor het eerst grond kan
verwerven; Jan Jansz zou dan naar schatting geboren zijn in het jaar
1577 - 25 = 1552.
- een persoon is overleden in het jaar van laatste vermelding in een
Koptienden-boek; Jan Jansz zou dan overleden zijn in 1631.
Ook is het mogelijk dat, als vader al jaren overleden en zijn weduwe de
boedelhoudster is, vadersnaam tot het overlijden van zijn weduwe in de
Koptienden-boeken vermeld blijft. De toevoeging ‘De weduwe van’ wordt
pas in later jaren gebruikelijk.
Kritisch gebruiken
Familierelaties die uitsluitend gebaseerd zijn op Koptienden-gegevens zijn,
zeker voor de periode 1502 tot ca. 1600, veelal speculatief. Zo zijn namen van
niet goed te duiden personen soms ingehangen bij die met een zelfde patroniem
stammend uit een vergelijkbare tijdsperiode.
Daarentegen zijn er ook veel Koptienden-transacties
waarbij ‘van/op (schoon)vader, zoon, zwager of weduwe’ vermeld staat.
Laatstgenoemde informatie samen met de Koptienden-transacties vermeldt in deze
Database in de Persoonsgebonden Notities, bieden u een instrument om zelf de
gegeven familiereconstructies kritisch na te lopen.
Tot aan het einde van de zestiende eeuw kende Holland twee systemen van
versterfrecht. Ten zuiden van de Hollandse IJssel was, net als in Zeeland, het
schependomsrecht van kracht. Ten noorden van de Hollandse IJssel werden
nagelaten boedels verdeeld volgens het aasdomsrecht. In geheel Holland werden
kinderen beschouwd als de eerstgerechtigde erfgenamen. Na de dood van hun
ouders hadden zij recht op een gelijk deel in de nalatenschap, zonder dat
daarbij onderscheid naar sekse werd gemaakt.
Het verschil tussen de twee systemen wordt pas duidelijk wanneer de erflater
geen kinderen had. Het goed zou overgaan op bloedverwanten, maar wie waren het
eerst gerechtigd? ‘Het goed moet gaan vanwaar het gekomen is’, was een
uitgangspunt in het schependomsrecht. Hier spreekt een voorkeur voor het behoud
van het goed in de familielijn. Dit betekent dat een weduwnaar of weduwe nooit
kon erven van een overleden kind, aangezien de langstlevende ouder aan het
bezit van de halfwees niets had bijgedragen.
In het aasdomsrecht bestond het onderscheid naar de herkomst van het goed niet.
Men sloeg dus ook geen acht op het gegeven dat de langstlevende ouder het
overleden kind niets had nagelaten en wanneer een kind van een weduwe of
weduwnaar stierf, erfde deze ouder alles. De graad van bloedverwantschap
bepaalde volgens het aasdomsrecht wie de erfgenamen zouden zijn. 'het naaste
bloed erft goed'. De neergaande lijn gaat daarbij vóór de opgaande lijn en deze
weer vóór de zijlijn. Hierdoor kon het erfgoed de familielijn verlaten.
De Staten van Holland probeerden aan het einde van de zestiende eeuw een einde
te maken aan de verschillen in versterfrecht binnen de provincie. Het
schependomsrecht werd in de politieke ordonnantie van 1 april 1580 het
uitgangspunt, en was op enkele punten bij gesteld. Deze ordonnantie stuitte op
verzet. Vooral tegen de regel dat de langstlevende ouder niets van overleden
kinderen zou erven. Uniformering van het erfrecht bleek geen haalbare kaart. In
Amsterdam, Haarlem, Leiden, Alkmaar en andere steden en dorpen in Rijnland en
Waterland werd een plakkaat van 1599 afgekondigd waarbij het erfrecht een
beperkte plaatsvulling toestond, ook in de zijlijn. Wat betreft de
langstlevende ouder werd een middenweg gekozen: niet de langstlevende ouder
erfde alles van een overleden kind, maar de erfenis werd half om half gedeeld met de andere
kinderen die in leven waren. Zo was het mogelijk dat weduwen toch
goed van hun overleden echtgenoot in handen kregen.
- Dopen-GG Huizen: 1675 - 1811
- Huwelijken Huizen: 1675 - 1811 (Kerkelijk en Impost)
- Begraven volwassenen Huizen: 1696 - 1811 (Kerkelijk en Impost)
- Doopsgezinde Vermaning Huizen, Lidmaten: 1683 - 1813
- Oud Notarieel Archief Huizen (ONA): vanaf 1654
- Oud Rechterlijk Archief Huizen (ORA): vanaf 1627
- Oud Archief Huizen (OAH): vanaf 1669 (o.a. Dorpsgeld 1685,
Quohier van het zout en zeep-1680)
- Kroniek van Lambert Rijcksz Lustigh
- 10e en 100e penning Huizen: 1543, 1544, 1555, 1561, 1579
- Koptienden Huizen: 1502 - 1835
Blaricum: